Kwaliteit als dwangbuis
20 september 2010
De volgende partnerbijeenkomst van kenniscentrum KEI vindt dit jaar plaats in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Ter voorbereiding op deze sessies heeft KEI een aantal partners gevraagd over deze onderwerpen een column te schrijven. De column van Rick Wessels heet Kwaliteit als dwangbuis en gaat over de fixatie op het kwaliteitsgat tussen nieuw gebouwde woningen en de bestaande voorraad:
Corporaties zijn belangrijke dragers van de stedelijke vernieuwing. Zij hebben niet alleen veel bezit in zogenoemde achterstandswijken, maar ook de nadrukkelijke intentie om te investeren in stenen en in mensen. Echter, door de huidige economische omstandigheden worden hun ambities gefnuikt. Omdat de woningmarkt op slot zit, verkopen ze bijna geen woningen meer uit hun voorraad. Bovendien pakken de invoering van de vennootschapsbelasting en de vogelaargelden nu procyclisch uit. Voeg daarbij de sterk beperkte financieringsmogelijkheden en het moge duidelijk zijn dat er een wil is zonder weg. Ook van andere partijen hoeft niet veel meer te worden verwacht. Gemeenten hangt een bezuinigingspakket boven het hoofd, projectontwikkelaars waren al eerder uitgestapt. De stedelijke vernieuwing raakt in het slop. De paradox is dat het in de bestaande woningvoorraad opgeslagen vermogen niet meer kan worden aangewend voor de vervanging of vernieuwing van die voorraad.
Moeten we dit accepteren en wachten op betere tijden?
Nee natuurlijk niet. Maar het beproefde recept van grootschalige herstructurering heeft zijn geldigheid verloren. Sloop/nieuwbouw en grootscheepse renovaties zijn alleen incidenteel nog mogelijk. We moeten het doen met wat we hebben. De vraag is of de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad daarvoor toereikend is. Met name de vroeg naoorlogse sociale woningbouw heeft een slechte reputatie. Gebouwd onder het motto “licht, lucht en ruimte voor iedereen”, zijn de woningen nu te klein, technisch onvolkomen en vreten ze energie. En tot overmaat van ramp wonen er ook de verkeerde mensen. Daar kun je inderdaad maar beter vanaf zijn, zo lijkt het.
Deze diskwalificaties zijn evenwel het gevolg van onze gewoonte om de kwaliteit van de bestaande voorraad af te meten aan die van onze nieuwbouw. De evolutie van eisen in regelgeving en keurmerken heeft een inmiddels onoverbrugbaar kwaliteitsgat doen ontstaan. De slechte staat van de bestaande voorraad is dus relatief, hij is slecht in vergelijking met nieuwbouw. Wat wordt mogelijk wanneer we deze oneerlijke vergelijking loslaten en ons concentreren op de aanwezige kwaliteit in plaats van op de ontbrekende?
Vanwege de economische omstandigheden moeten ambities worden bijgesteld. Als we werken met wat beschikbaar is en ontspannen met eisen kunnen omgaan, is een benadering –en dus niet langer een aanpak- op basis van goed beheer en geleidelijke ontwikkeling een geldig alternatief. Lichte interventies spelen daarin op verschillende schaalniveaus in op lokale behoeften. Het motto is snel, flexibel en relatief goedkoop. Het wordt meer een kwestie van pleisters plakken dan van ingrijpende chirurgie. Zonder totaalplan met bedacht eindbeeld verandert de productiemachine van de stedelijke vernieuwing in een beheerapparaat. Daar is niets mis mee. Sterker nog, een sterke lokale verankering van dit apparaat met een organieke integratie van beheer, ontwerp, uitvoering en participatie moet in staat zijn de bewoners te activeren en niet alleen het bouwkundig, maar ook het sociaal-economische potentieel aan te spreken.
Voor de continuïteit van de stedelijke vernieuwing moeten we uit de dwangbuis ontsnappen waarin de voortschrijdende kwaliteit van onze nieuwbouw ons gevangen houdt. Niet langer moet de maakbaarheid, maar de beschikbaarheid centraal staan.